Tips voor dierenfotografie 2

Een tweede reeks tips voor het beter fotograferen van dieren

Een tweede reeks tips voor het maken van betere dierenfoto’s.  Nu (dieren)parken weer open zijn kan je deze tips er uitproberen, maar ook de vrije natuur met parken en bossen biedt heel wat mogelijkheden.

6. HOUDT REKENING MET HET BESCHIKBARE LICHT
De beste ogenblikken van de dag om mooie dierenfoto’s te bekomen zijn de eerste uren na zonsopgang en de laatste voor zonsondergang.  Niet voor niets noemt men ze gouden uren.  Dit geldt overigens niet alleen voor dierenfoto’s, maar voor alle foto’s in open lucht.  Hoe hoger de zon aan de hemel staat hoe harder en korter de schaduwen.  Een laagstaande zon geeft dan weer lange minder harde schaduwen, waardoor ze minder zwart op beeld komen en minder scherp omlijnd zijn.
Een lichtbewolkte dag is ook ideaal, de wolkenhemel is dan als het ware een reusachtige softbox die het beschikbare licht mooi verdeelt.

7. HOUDT REKENING MET DE KLEURTEMPERATUUR
Je camera automatisch de kleurtemperatuur laten kiezen is alles behalve ideaal tijdens de gouden uren.  Door de instellingen van de camera verlies je op dat ogenblik de mooie kleurenschijn die de laagstaande zon je biedt.  Stel de kleurtemperatuur vast in tussen 5200 en 5600 K  Je zal zien dat de kleuren op de foto worden weergegeven zoals je ze ter plekke zag.

8. STEL SCHERP OP DE OGEN
Een raad die eveneens geldt bij het fotograferen van mensen: scherp stellen op de ogen, of je nu de autofocus gebruikt f manueel scherp stelt, door de scherpstelling op de ogen krijgt het volledige beeld een scherp voorkomen.  Scherp stellen op het lichaam en niet helemaal scherpe ogen geeft dan weer een indruk van een onscherp beeld.

9. MAAK VEEL BEELDEN
Met een filmrolletje was het niet evident, maar digitaal is er niets dat belet veel beelden te maken op het terrein en dan thuis op de computer de beste beelden er uit te kiezen.  Maak bij dierenfotografie ook best reeksopnames met je camera, zo vermijdt je dat net op die ene foto het dier er bij zit met gesloten ogen of dat de muil scheef staat tijdens het eten of dat er nog een ander onesthetisch detail het beeld verstoort.  Want die beelden kan je rustig wegdoen om de geslaagde beelden over te houden.

10. HEB GEDULD
Dat geduld een schone deugd is geldt zeker bij dierenfotografie.  Zoek een goede plaats vanwaar je dieren kan waarnemen, installeer je met je materiaal en begin aan het lange wachten.  Als dat ene beeld waarvan je droomde zich dan voor je ogen afspeelt hoef je maar af te drukken.  Is geduld geen garantie op steeds mooie beelden, gebrek aan geduld is omgekeerd een garantie op geen mooie beelden of in het aller aller beste geval een lucky shot.

11. VERZORG DE COMPOSITIE
Houdt rekening met waar je een dier in beeld plaatst of bij close up opnames met waar je welk lichaamsdeel plaatst.  Als je het beeld horizontaal en verticaal in drie deelt dan krijg je vier snijpunten.  Dit zijn precies de plaatsen waar het oog eerst valt bij het bekijken van een beeld.  Zorg er dus voor dat het belangrijkste element van je beeld op een van  deze vier punten valt.

Een tweede belangrijk punt bij de compositie is: geef ruimte.  Zorg ervoor dat de vrije ruimte in het beeld mee de kijkrichting bepaald.  Kijkt of beweegt je onderwerp naar rechts laat dan de ruimte aan de rechterzijde van het beeld.  Probeer één keer het omgekeerde en je zal bij het bekijken van je foto’s het verschil merken.

12. VERZORG DE ACHTERGROND
Geef de voorkeur aan een achtergrond die weinig of geen informatie bevat.  Dit kan op twee manieren.  Je kan zorgen voor heel weinig dieptescherpte waardoor de achtergrond zo onscherp wordt dat er nauwelijks iets van te onderscheiden valt (zie bv in onze digitale tentoonstelling foto’s 17, 18 en 19).  Anderzijds kan je zelf kiezen voor een achtergrond waar niet te zien is (zie de foto’s 20 en 21).
Veel informatie op de achtergrond leidt de aandacht af en maakt van je beeld een zoekplaatje: waar zit dat dier?  Wat vind je allemaal in beeld?

Veel fotoplezier!